Boeren in Friesland mogen boerderijwindmolens met een ashoogte van maximaal 15 meter plaatsen voor eigen behoefte van het agrarisch bedrijf. Het op te stellen vermogen mag het energieverbruik van het agrarische bedrijf niet te boven gaan. Boeren mogen maximaal drie windmolens met een ashoogte van 15 meter op of direct grenzend aan het bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf.
De molens moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten, waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte door zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend.
De regeling voorziet onder voorwaarden in de volgende ontwikkelingen:
1. het realiseren van een windmolen met een as-hoogte van maximaal 15 meter, geplaatst bij agrarische bebouwing;
2. het opschalen van een bestaande dorpsmolen tot een tiphoogte van 100 meter;
3. het plaatsen van een nieuwe solitaire windturbine met een tiphoogte van 100 meter na sanering van oude windturbines met een gezamenlijke tiphoogte van 100 meter.