Een manier om plagen in akker- en tuinbouwgewassen te voorkomen of te bestrijden is werken met natuulijke plaagbestrijding. Hiervoor zijn twee mogelijkheden:
1. Het aanleggen van akkerranden;
2. Actief inzetten van natuurlijke vijanden.
Dit laatste, ook wel biologische bestrijding genoemd, wordt veelal in kassen toegepast.
Akkerranden
Akkerranden kunnen natuurlijke vijanden van landbouwplagen stimuleren en plagen zoals bladluis helpen te voorkomen. Bovendien maken de bloeiende planten een aantrekkelijk bedrijfsplaatje, wordt uitspoeling van meststoffen voorkomen en hoeft er minder gespoten te worden. Meer informatie over akkerranden en hoe deze aan te leggen leest u in Hoofdstuk 4 van dit dossier.
Biologische bestrijding (bron: Ongediertegids)
Biologische bestrijding is de bestrijding van schadelijke organismen in de landbouw door een natuurlijke vijand van het schadelijke organisme uit te zetten.
Voordelen van biologische bestrijding zijn:
-
Geen milieuschade door residuen van pesticiden in het gewas, in de bodem of oppervlaktewater.
-
De bestrijders houden zichzelf in stand. Ze voeden en vermenigvuldigen zich.
-
De op te ruimen prooi kan niet resistent worden.
Nadelen biologische bestrijding zijn:
-
Biologische bestrijders kunnen wegvliegen, met name de insecten zoals sluipwespen. Daarom worden ze vooral in kassen toegepast.
-
Volledige bestrijding is niet mogelijk. Er blijven altijd veroorzakers van plantenziekten of plagen achter.
Men onderscheidt grofweg parasieten (eigenlijk parasitoïden) en roofdieren.
Parasieten leven ten koste van andere organismen zoals bacteriën en bij rupsen of sluipwespen bij de witte vlieg. Roofdieren eten een ander organisme op, zoals de roofmijt Phytoseiulus persimilis die rode spintmijten eet, of het lieveheersbeestje dat luizen eet.
Voorbeelden van natuurlijke vijanden
-
Bacteriën: bacillus thuringiensis vormt een giftige stof waarvan vele insecten doodgaan. Die bacteriën worden in poedervorm verkocht om op planten te spuiten. Via genetische modificatie zijn er tegenwoordig gewassen die het gif producerende gen ingebouwd hebben, de zogenaamde Bt-gewassen.
-
Schimmels: sommige schimmels, zoals verticillium lecanii, doden insecten. Commercieel wordt dit tegenwoordig ook toegepast om insecten te bestrijden. In de strijd tegen Amerikaanse vogelkers of bospest (prunus serotina) gebruikt men een sporensuspensie van de loodglansschimmel (chondostereum purpureum).
-
Nematoden: nematoden of aaltjes veroorzaken veel plantenziekten maar kunnen ook helpen in de strijd tegen naaktslakken of de gegroefde lapsnuittor (taxuskever).
-
Insecten: sluipwespen leggen eieren in de larven van andere insecten zoals rupsen (vlinderlarven), luizen of kaswittevlieg (parasiet). Keverlarven vreten soms andere insecten. De larve van het lieveheersbeestje is een bekende luizenvreter (roofdier). De larven van zweefvliegen eten ook luizen.
-
Virussen: Tegen rupsen kan men een suspensie van virussen spuiten waardoor ze doodgaan.